Tijdens de uitvaartdient van Tante Catrien Hemelaar-
Wit las haar oudste zoon Nico de volgende tekst voor,
die hij na raadpleging van zijn broers had opgesteld.
Op woensdag 18 februari 1920 werd mijn moeder geboren
in hartje Amsterdam als tweede kind van vader Klaas en
moeder Rosiena. Het was ruim een jaar na de Eerste
Wereldoorlog, toen Amsterdam nog niet de helft zo groot
was en op de plek waar wij nu zijn, nog koeien liepen.
Nederland was nog een echte klassenmaatschappij waar
meisjes als mijn moeder gingen werken als dienstmeisje
bij een familie in een dure buurt. Nederland had nog
kolonies, een auto was een grote uitzondering in het
verkeer en de televisie en de computer moesten nog
worden uitgevonden.
Toen zij net een paar dagen veertien
jaar oud was, ging zij werken op een atelier. Zeer tegen
haar wens, want zij wilde graag de achtste klas afmaken,
maar kinderen hadden toen niet zo veel te wensen.
Na
het atelier kwam ma terecht als dienstmeisje en weer
later werkte zij bij een melkboer. Daarnaast was zij een
goede turnster en handbalde met veel plezier en bleef
dat doen, totdat ik geboren werd.
Tijdens de
bevrijdingsfeesten na mei ‘45 leerde zij dansen en maakte
zij kennis met pa. Zij trouwden in 1947. Er was toen een
enorm tekort aan woningen en ook zij begonnen inwonend.
Zij zochten heel intensief naar een eigen huurhuis. Alles
en iedereen werd benaderd. Van prinses Juliana kreeg ma
een brief terug met de mededeling dat het verzoek
doorgestuurd was. Uiteindelijk werd het doorzetten van
ma beloond met een eigen woning.
In de vijftiger jaren,
de jaren van opbouw, moesten mijn ouders heel zuinig
aan doen. Mijn moeder was in staat om elk dubbeltje om
te draaien en maakte uit oude broeken en jassen, kleren
voor Tony en mij.
In de zestiger jaren kwam het begin
van de welvaart en er kwam ook een bromfiets in ons gezin.
Ma achter op met een lange broek onder rok of jurk. Een
aantal jaren later kwam er zelfs een auto, een echte
Nederlandse DAF, waarmee ritjes gemaakt werden. Haar
eerste buitenlandse reis ging naar Oostenrijk. Onderweg
overnachtten wij in Zuid-Duitsland. Het was de enige keer
dat ik ma een tikje aangeschoten gezien heb.
Rond haar
vijftigste ging zij weer werken. Jos, toen 12, moest, als
pa belde, zeggen dat ma boodschappen aan het doen was.
Ma haalde haar rijbewijs, ging een cursus machineschrijven
volgen, behaalde zwemdiploma’s en werd beheerder van
een toko in een bejaardenhuis. Dat bleef zij doen tot aan
haar pensioen. Daar was zij helemaal op haar plek. Zij
deed het werk met een enorme inzet en als het nodig
was nam zij ’s avonds werk mee naar huis. Die baan was
haar hobby en zij werd erg gewaardeerd door haar
collega’s en de bewoners.
In plaats van rustig van hun
oude dag te genieten in Amsterdam gingen zij nog een keer
verhuizen naar Lelystad. Waar zij met veel plezier gewoond
hebben en konden genieten van hun tuin met een hele mooie
prunus. Elk jaar kregen wij te horen hoe prachtig hij bloeide.
Het was ook het huis waar de oudste kleinkinderen heel graag
kwamen logeren bij opa en oma.
Na een inbraak tijdens een
vakantie wilden zij weer terug naar Amsterdam Osdorp en
daarmee terug naar de Pauluskerk. Ma werd weer lid van het
koor en zij bleef daar zingen totdat zij ruim in de tachtig was.
Zij had een prachtig huwelijk met mijn vader. Een vanzelf-
sprekende eenheid. Mijn vader had nog wel eens last van zijn
ongeduld of van snel opkomende boosheid en mijn moeder
bleef dan de rust zelve.
Zij was de stille kracht! Zij nam niet
snel het woord, maar als het nodig was, kon zij wel vertellen
wat zij er van vond. Zij bleef rustig en vloekte nooit en dat
met allemaal Hemelaren om je heen!
Pas toen pa overleden
was, werd ons duidelijk hoeveel slechter het met haar gesteld
was. Het leek of zij niet kon begrijpen dat pa er niet meer
was. Zij trok zich terug in haar eigen wereld waar zij op haar
manier toch gelukkig is geweest. Wij koesteren de momenten
dat zij ons herkende en dat wij elkaars handen vasthielden.
Haar levensmotto kan gevat worden onder: Doe maar gewoon,
dan doe je al gek genoeg; voel je nooit beter dan anderen en
klaag niet. Zo doorstond zij ook de chemotherapieën, nadat op
haar 91st kanker was geconstateerd.
Van groot belang was de
warmte in het eigen gezin en later in de eigen familie met
zonen, schoondochters en klein- en achterkleinkinderen (Het
eigen zooitje). Dat kwam duidelijk tot uiting bij sinterklaas en
het kerstfeest of bij een familiebijeenkomst waar iedereen druk
met elkaar aan het praten was. Daar kon zij van genieten.
Zij
was er voor ons altijd als van zelfsprekend en pas veel later
besef je hoe goed en belangrijk dat voor ons geweest is.
Een dankbare herinnering.
Ik dank je lieve moeder!