maandag 29 december 2008

DRIE RUITERTJES

Behalve 'Het weesmeisje' en 'Het zijn de glimwormpjes' herinnert Oom Bens zus Jo Broekmeulen-Hemelaar - foto - zich nog een ballade die haar moeder zong, getiteld 'De drie ruitertjes'.
  

DE DRIE RUITERTJES

Toen ik op Neêrlands bergen stond
Keek ik het zeegat in
Daar zag ik een scheepje zeilen
Daar zaten drie ruitertjes in
Een van de drie was naar mijn zin

Het allerjongste ruitertje
Dat in het scheepje zat
Dat bood mij aan te drinken
't Was koele wijn uit het vat
't Was van het beste dat hij bezat

Ik bracht het glaasje aan mijn mond
En dronk het uit met 'zijn'
Ik sprak: 'Mijnheer stout ruitertje
Hier hebt gij een trouwring van mijn
En daarom bemin ik u vrij'

'Wat zal ik met die trouwring doen?
Wat zal ik daarmee doen?
Gij zijt een hav'loze dienstmaagd
En ik een gravenzoon
En wat zal ik daarmee doen?'

'Wilt gij mij dan niet hebben?
't Is goed, daar zijn er nog meer
Ik ga in een klooster dienen
Daar dien ik de Lieve Heer
En gij ziet mij nimmermeer'

Toen het nonnetje halverwege was
Haar vader en moeder was dood
Daar was geen rijker nonnetje
Op Nederlands dal zo groot
Ja, haar vader en moeder was dood

Toen 't ruitertje dit te horen kreeg
Was 't : 'Knecht, kom, zadel mijn paard
Ik wil naar het klooster toe rijden
Dat is mij een kansje wel waard
Jan, kom, knecht, kom zadel mijn paard'

Toen ''t ruitertje aan het klooster kwam
Toen schelde hij lustig aan
En vroeg toen aan het bagijntje
Of daar geen nonnetje was
Dat daar zojuist gekomen was

'Ja, hier is wel een nonnetje
Maar zij komt er voor u niet uit
Zij is de Heer gaan dienen
Zij is des Heren bruid
Ja, zij komt er voor u niet uit'

'Als gij haar niet uit laat komen'
Zo sprak die loze guit
'Zal ik het klooster in brand steken
Met zwavel en met kruit
En dan zal zij er komen uit!'

Toen het klooster stond in volle vlam
Kwam het nonnetje voor hem staan
Met opgestroopte mouwetjes
Haar nonnenkleed had zij aan
En zo kwam zij voor hem staan

Zij sprak: 'Mijnheer stout ruitertje
Wat doet gij voor een schand'?
Want laatst, toen ik een ring u bood
Toen weigerde gij mijn hand
Ga en vertrek nu uit dit land!'

De ruiter keerde zich omme
En sprak geen enkel woord
Maar toen hij aan een fonteintje kwam
Toen schoot hij zichzelvers dood
Hij was verslagen en hij was dood

Het was al op een donderdag
Dat het nonnetje zou halen brood
En toen zij aan het fonteintje kwam
Toen vond zij haar zoetelief dood
Hij was verslagen en hij was dood

Zij sprak: 'Mijnheer stout ruitertje
Is dat terwille van mij?
Dan zal ik u laten begraven
Al onder de roosmarijn
Alwaar die stoute ruitertjes zijn

Dan zal ik bloempjes plukken
En strooien die op uw graf
Dan zal ik er tulpjes planten
Tot aan mijn jongste dag
O, dat ik eens mijn lief weer zag'

En toen er de jongste dag brak aan
Toen zagen ze elkander weer
Zij vielen elkander in de armen
In 't bijzijn van den Heer
Ja, zij kregen elkander weer